Aan deze rekendoelen werken wij dit thema. De schuingedrukte doelen komen elk thema terug.

Getallen
– Getalsymbolen kunnen herkennen van 0-20 (groep 1: 0-10)
– Hoeveelheden t/m 12 kunnen schatten, tellen en weergeven (bijv. door te tekenen)
– Hoeveelheidsbegrippen: meer, minder, evenveel, meeste, minste, veel, weinig, erbij, eraf, samen, niets, alles, laatste, eerste, tweede, derde.
– Inzicht in verschillende betekenissen van getallen (hoeveelheid, volgorde, maat, naam).
– Structurerend (verkort) kunnen tellen, bv. in stapjes van 2

Meetkunde

– Kennen en kunnen benoemen van de kleuren rood, blauw, geel, groen, zwart, wit, oranje, paars, roze en grijs
– Zich kunnen oriënteren in een bekende ruimte en het daarbij hanteren van oriënteringsbegrippen als voor, achter, dichtbij, naast, etc.
– Het kunnen maken van een routebeschrijving.

Meten
– Dagritme herkennen en volgorde dagindeling: ochtend, middag, avond, nacht
– Tijdsbegrippen herkennen en correct gebruiken: vandaag, gisteren, morgen, vroeg, laat, ect.